Een onguur type
Opa parkeert de Mercedes vakkundig tussen twee kleine auto’s in. Het valt niet direct op dat er een magere man een beetje zoekend over het parkeerterrein loopt. Hij draagt een donkerbruin jack en loopt lichtjes gebogen langs de auto’s op het parkeerterrein. Als hij de Mercedes ziet aankomen, duikt hij plotseling weg achter een bestelbusje dat twee auto’s verderop staat.
Toch heeft oma hem dan al gezien. Ze stapt uit en loopt onmiddellijk in de richting van de man.
‘Zoekt u iets? Kan ik u misschien helpen?’
Bo volgt haar aarzelend. Hij vindt de man maar een onguur type en was het liefst direct naar de kano doorgelopen.
‘Hebt u misschien iets verloren?’ dringt oma aan.
De man richt zich nu op.
‘Ja… eh… mijn dochtertje heeft een ringetje verloren. Waarschijnlijk is het in het water gevallen. Ik wilde toch even hier kijken, maar ik geef het op. Ik koop wel een nieuw ringetje voor haar.’
‘We kunnen best even helpen zoeken. Luc, kom jij ook eens.’
‘Dat hoeft niet,’ mompelt de man.’Ik ga er weer vandoor.’
Opa, die zich juist een beetje afzijdig gehouden had, komt dichterbij.
‘Wij logeren op een vlot op het water, tegen de andere oever,’ ratelt oma verder. ‘Ik vind het hier geweldig. Weet u...’
Bo kijkt opa met opgetrokken wenkbrauwen aan. Daar gaat hun vistijd. Opa werpt een blik op zijn horloge en wenkt hem. Samen gaan ze ongemerkt enkele meters van oma en de man staan.
De man wijst naar hun auto. ‘Mooie auto heeft u. Nieuw?’
Nu het zijn auto betreft, kan opa niet op de achtergrond blijven. ‘Ja,’ zegt hij, ‘we hebben hem net drie weken. Er zit van alles op en aan. Ingebouwd navigatiesysteem, verwarmde ruitensproeierkoppen, centrale vergrendeling met crashsensor, een boordcomputer, een meertonige claxon en een superieur alarmsysteem.’
‘En hoe neemt u straks de auto mee naar uw vlot?’ vraagt de man.
‘Dat kan niet,’ antwoordt oma. ‘De auto blijft hier staan. We gaan er met een kano naartoe. Kijkt u maar in de verte. Daar ligt ons vlot. Avontuurlijk, hè?’
De man geeft geen antwoord, maar kijkt weer vol interesse naar de Mercedes.
‘Het is een prachtwagen.’
Hij laat zijn lange, magere vingers over de zilvergrijze lak glijden, draait zich om en loopt snel weg.
‘Een prettige vakantie,’ mompelt hij nog.