Dit boek gaat over Eva van Dam. Zij is verliefd op Koen van Vliet, een jongen uit haar klas, die ook nog eens in haar straat woont. Als Eva 's nachts alleen thuis is, is zij vanachter het keukenraam getuige van een moord. Wanneer ze de politie wil bellen, ziet de dader het verlichte schermpje van haar telefoon en begrijpt hij dat zijn daad niet onopgemerkt is gebleven. Hij dringt Eva's huis binnen waarna zij angstige momenten beleeft.
Fragment uit hoofdstuk 7
Met haar gedachten bij Koen rijdt Eva haar straat in.
Dan schrikt ze van het geluid van een snel optrekkende auto.
De straat voor haar is leeg.
Ze kijkt achterom, daar is ook niets te zien.
Dan komt er met grote vaart een auto van rechts:
vanaf de oprit van haar overbuurman.
De wagen draait met grote snelheid haar straat in.
Hij schiet voor haar langs.
Hij mist haar net.
Eva knijpt in haar handremmen.
Ze slingert met haar fiets en staat dan stil.
Die man is gek!
Snel trekt ze haar fiets de stoep op.
Haar hart bonst in haar keel.
Ze kijkt woedend naar de auto die nu verder vaart maakt.
Dan kijkt ze de tuin van de overbuurman in.
Ze ziet haar overbuurman met een rood hoofd.
Hij rent zijn oprit af.
Hij balt zijn vuisten en kijkt de auto na.
'Wie is die gek?''schreeuwt Eva hem toe.
'Daar, in die zwarte wagen!
Ze wijst naar de zwarte auto die haar zojuist net miste.
Ze ziet een Mercedesster op de kofferbak.
Moet ze geen nummerbord noteren? flitst het door haar heen.
Zoiets lees je altijd in boeken.
Maar er is niet echt iets gebeurd.
Ze is niet gevallen en haar fiets is nog heel.
Alleen heeft hij haar de schrik van haar leven bezorgd.