‘Wie het snelst bij die boom is?’
Valentijn kijkt Tibbe, zijn vader, aan.
Hij begint al sneller te lopen,
maar Tibbe grijpt hem bij zijn arm.
‘Nou ja, zeg! Wacht even!’
Valentijn rukt zich los.
‘Ben je soms bang dat je verliest, pa?’
‘St!’ sist Tibbe.
Hij rent naar een struik naast het pad.
Hij trekt Valentijn met zich mee.
‘Wat…’ zegt Valentijn.
Maar Tibbe houdt snel zijn vinger tegen zijn mond.
Hij wijst naar de prullenbak naast het pad.
Naast de prullenbak staat een man.
Hij is erg lang.
In zijn hand houdt hij een witte tas.
Valentijn snapt het niet.
Wat is daar gek aan?
Waarom trok zijn vader hem mee achter een struik?
Hij bekijkt de man nog eens goed.
Ineens snapt hij wat Tibbe bedoelt.
De man kijkt heel vaak om zich heen.
Alsof hij iets doet wat niet mag.
Alsof hij bang is.
Valentijn buigt zich naar zijn vader toe.
Hij wil iets zeggen.
Maar dan stopt de man een hand in de prullenbak.
Hij haalt er een klein pakje uit.
Hij stopt het in de binnenzak van zijn jas.
Weer kijkt hij om zich heen.
Het is maar goed dat hij niet weet
dat alles gezien wordt!
Nu stopt de man de tas in de prullenbak.
Hij kijkt nog een keer om zich heen.
Dan maakt hij zich snel uit de voeten.
Valentijn wil meteen naar de prullenbak lopen.
Tibbe houdt hem tegen.
‘We wachten nog een minuut,’ zegt hij.
‘Misschien komt de man nog terug.’
Langzaam telt Valentijn tot zestig.
Wat duurt een minuut toch lang.
Dan lopen ze naar de prullenbak toe.
De hand van Valentijn trilt een beetje
als hij de tas uit de prullenbak pakt.
Snel rukt hij hem open.